Gen Z werd geboren met een smartphone in de hand, terwijl Boomers nog altijd trots hun flip case als hun grootste tech upgrade zien. Wat begon als onschuldige grapjes, is uitgegroeid tot een serieuze vorm van sociale segregatie. Dit is precies het probleem met generatiedenken: de overtuiging dat persoonlijkheid, waarden en werkethos vastliggen in het jaar waarin je geboren bent. Het is net zoiets als geloven in je horoscoop: een algemene voorspelling op basis van een sterrenbeeld, die weinig zegt over wie je werkelijk bent.

Lui, verwend of gewoon een hardnekkig cliché?

Heeft het zin om mensen te labelen op basis van hun geboortejaar? Generatieprofielen worden veelvuldig gebruikt in de media, op de werkvloer en zelfs in wetenschappelijk onderzoek om gedrag te verklaren. Gen Z zou lui zijn, Boomers inflexibel en Millennials gaan gebukt onder keuzestress. Maar recent onderzoek toont aan dat de verschillen binnen generaties groter zijn dan de verschillen tussen generaties. De ene Boomer is de andere niet en een Gen Z’er kan net zo conservatief of ambitieus zijn als iemand uit een oudere generatie. Toch blijven we vasthouden aan deze labels en lopen daardoor talent en potentieel mis.

Generaties zijn geen biologische categorieën, maar sociale constructies die pas in de 19e eeuw betekenis kregen. Waar ‘generatie’ vroeger verwees naar afstamming, gebruiken we het nu om een ‘nieuwe lichting’ af te zetten tegen de ‘oude garde’. Het gevolg? Stereotypen die weinig kloppen, maar wel bepalend zijn voor hoe we met elkaar omgaan.

We zien een label, geen individu

Het gevaar van generatiestereotypen zit in self-fulfilling prophecies: we nemen Gen Z niet serieus, omdat we ze afdoen als lui en onervaren. Terwijl we Boomers buitensluiten van innovatie, omdat we denken dat ze tech onbekwaam zijn. En als je mensen structureel onderschat, gaan ze zich er uiteindelijk naar gedragen. Dit heet het Pygmalion-effect: lage verwachtingen leiden tot mindere prestaties, terwijl hoge verwachtingen mensen juist uitdagen om beter te presteren. Het probleem is niet dat Gen Z niks kan of dat Boomers hopeloos ouderwets zijn. Het probleem is dat we ze in hokjes blijven duwen.

De Social Identity Theory verklaart waarom: we hebben de neiging om mensen in groepen in te delen. Daardoor denken we automatisch in ‘wij’ en ‘zij’. Dat maakt de wereld misschien overzichtelijker, maar het doet geen recht aan de diversiteit binnen generaties. We zien niet meer de mens achter het label, maar alleen het etiket dat we erop plakken.

Generatiedenken is een excuus voor vooroordelen

Laten we eerlijk zijn: generatiedenken is vooral lui denken. Het is makkelijker om iemand af te schrijven als ‘digitaal fossiel’ of ‘luie twintiger’ dan om echt te kijken naar wat iemand kan. Maar op die manier lopen we talent mis, verspillen we kansen en houden we elkaar klein. Bedrijven die zestigers niet meenemen in digitale innovatie, verliezen waardevolle kennis. Managers die twintigers behandelen als onervaren kinderen, ondermijnen hun eigen toekomst. En collega’s die elkaar reduceren tot generatielabels, saboteren samenwerking.

Dus de volgende keer dat je hoort: “Die generatie snapt het gewoon niet”, vraag jezelf dan af: gaat dit echt over leeftijd, of over mijn eigen vooroordelen? Want terwijl Gen Z nog een keer naar rechts swipet, scrolt een Boomer door zijn Facebook-feed. Allebei op zoek naar hetzelfde: verbinding.

Noor Elshof is gedragsdeskundige bij onderzoeksbureau Duwtje en vertaalt gedragswetenschap naar slimme duwtjes die mensen écht in beweging brengen.