Vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers bij de overheid en het onderwijs zijn het eens geworden over het ABP-pensioen in 2015. Het opvallendste onderhandelingsresultaat is een lagere pensioenpremie voor werknemers en werkgevers. De totale pensioenpremie daalt met 3,7 procent. Hierdoor stijgt de koopkracht en komt er ruimte voor hogere brutolonen. Het positieve inkomenseffect voor werknemers kan oplopen tot 1,6 procent. Aanleiding voor de premieverlaging zijn de nieuwe fiscale regels voor aanvullende pensioenen per 2015.
De fiscale veranderingen houden in dat werknemers minder pensioen kunnen opbouwen. Het zogeheten maximale opbouwpercentage gaat namelijk omlaag. Ook kan er niet langer fiscaalvriendelijk pensioen worden opgebouwd over het bedrag boven een bruto-inkomen van 100.000 euro. De veranderingen gelden voor deelnemers die nu pensioen opbouwen.
De mate waarin de pensioenopbouw bij ABP in 2015 omlaag gaat, hangt af van het inkomen van de werknemer. Inkomens vanaf circa 37.000 euro bruto per jaar hebben in 2015 een opbouwpercentage van 1,875 procent en een franchise van ongeveer 12.500 euro. De franchise is het deel van het inkomen waarover geen pensioenopbouw plaatsvindt. Mensen met een inkomen tot ongeveer 37.000 euro bruto per jaar hebben straks een kleiner opbouwpercentage (1,701 procent), maar ook een kleinere franchise (zo’n 10.000 euro).
De opbouw van het nabestaandenpensioen bij ABP stijgt vanaf 2015. Voor degenen die pensioen opbouwen, gaat het nabestaandenpensioen vanaf 1 januari 2015 omhoog van ongeveer 35 naar 50 procent. Vanaf 2016 neemt het nabestaandenpensioen verder toe naar 70 procent.
Een ander onderhandelingsresultaat is dat de VUT-overgangsregels versoberen. Het gaat om een overgangsregeling voor het in 2006 afgeschafte vroegpensioen. De opbouw binnen deze regeling gaat vanaf 2015 in dezelfde mate omlaag als het ouderdomspensioen. Het vrijkomende geld gaat naar alle werknemers, ongeacht hun leeftijd.
De pensioenpremies kunnen per 2015 omlaag door de afname van de pensioenopbouw voor zowel ouderdomspensioen als de VUT-overgangsregeling. Ook werkgevers hoeven minder premie te betalen. Hierdoor ontstaat ruimte voor aanpassing van de arbeidsvoorwaarden. Daarover maken de werkgevers en werknemers partners afspraken tijdens de cao-onderhandelingen in de verschillende overheids- en onderwijssectoren.
Het Verbond Sectorwerkgevers Overheid en de Samenwerkende Centrales voor Overheidspersoneel, sloten het akkoord. Zij leggen het onderhandelingsresultaat eind oktober 2014 voor aan hun achterbannen. Als die het goedkeuren, gaan de wijzigingen in voor het personeel bij overheid en onderwijs.
Bronnen: Rijksoverheid, ABP